Menu
    English

    Ontmoeting 15

    Ron Bormans over een week vol kwaliteit, in verschillende hoedanigheden en een scala aan overleggen en vergaderingen. En over het leenstelsel, dat volgens hem een negatief effect gaat hebben op de toegankelijkheid van het hoger onderwijs.

    Donderdag 5 september: Kwaliteit

    Eind augustus, begin september geven alle universiteiten en hogescholen een feestje: de opening van het academisch- respectievelijk hogeschooljaar. Een bekend recept daarbij is dat een bekende Nederlander mooie woorden spreekt, de voorzitter van het College van Bestuur zich trots toont op de eigen instelling en hij of zij in alle beleefdheid de overheid een kordate suggestie meegeeft voor het beleid. Waarbij soms tussen de voorzitters afstemming plaatsvindt over het thema van het jaar zodat het allemaal net wat krachtiger overkomt. Dit jaar was dat thema 'de verstikkende bureaucratie'.

    We zijn als Hogeschool Rotterdam de laatste in een lange rij jaaropeningen. We hebben dit jaar voor een andere opzet gekozen. Geen bobo op het podium, geen geklaag over beleid, niet uitstralen dat alle ellende van buiten komt, maar we gaan in alle eenvoud terug naar de kern. We hebben het over onderwijs, hoe wij de kwaliteit ervaren, wat wij er aan (moeten) doen om die kwaliteit omhoog te krijgen. En dus geven we het podium aan een studente van Portugese afkomst om haar verhaal te vertellen: over haar leven in Portugal, waarom ze voor de hogeschool gekozen heeft en wat haar bevalt bij ons en wat niet. Wat volgt is een gesprek met in de hoofdrol docenten en studenten. In dit gesprek worden alle ingewikkeldheden, waar we elke dag mee van doen hebben, gerelativeerd en wordt de complexiteit waar we mee worstelen teruggebracht tot de kern van ons bestaan: de interactie tussen student en docent. Al het andere faciliteert. Op zijn best.

    Zondag 8 september: Kwaliteit en beleid

    Ik maak een brief gericht aan het bestuur van de Vereniging Hogescholen waarin ik me kandidaat stel voor een tweede termijn in het bestuur. Ik verstuur de brief op 11 september. Lange tijd zag het ernaar uit dat die brief kort zou zijn, niet meer dan een zin: "Ik stel me graag kandidaat." Maar al in de vergadering van het bestuur van maandag 26 augustus had ik mijn collega-bestuurders laten delen in een lichte twijfel die zich van me meester had gemaakt; ik vertelde hen dat ik een zekere 'radicalisering' aan het doormaken was.

    We worden in mijn ogen te veel meegesleurd in een Haagse dynamiek van akkoorden, convenanten, over elkaar buitelende beleidsinitiatieven en pacten die - ik begrijp dat heel goed als oud-ambtenaar - betekenisvol zijn in de Haagse rationaliteit van consensus zoeken en legitimatie vinden voor bepaalde vormen van beleid, maar die we niet moeten verwarren met de echte werkelijkheid. Den Haag is belangrijk; het beleid kan kwaliteit faciliteren of frustreren, maar maakt de kwaliteit niet. En het lijkt alsof we met zijn allen meer en meer denken dat dat wel zo is. Dat het Techniekpact zorgt voor een grotere instroom van studenten, dat een Hoofdlijnenakkoord met een ragfijn controlemechanisme dat daarachter vandaan komt de kwaliteit stuwt, dat een Nationaal Onderwijsakkoord de docent in stelling brengt. Dat is natuurlijk niet zo. Het kan een stimulans zijn, het kan een duw in de rug betekenen, maar kan zeker ook een averechts effect hebben. Juist door ver van het klaslokaal te praten over beleidsabstracties, zetten we de schijnwerper niet op dat klaslokaal, maar op de wereld daaromheen. Plus het negatieve effect van de uniformerende tucht die uitgaat van al die regels en afspraken.

    Toch geef ik in de brief aan me graag kandidaat te willen stellen, maar wel met een programma. Een programma dat uitgaat van de klas, dat tegen Den Haag durft te zeggen "nu even niet". Dat leunt op een eigen, sterk ontwikkeld kwaliteitsbeeld, waar we ook scherp zijn in het elkaar aanspreken. Een programma waarin de professional ruimte wordt gegeven en aangesproken wordt. Zo weet de Algemene Vergadering welk vlees men in de kuip heeft als men mij kiest als vertegenwoordiger in het bestuur.

    Woensdag 11 september: Kwaliteit en overhead

    Het College van Bestuur praat vandaag met zo'n 200 ondersteuners. In ons kwaliteitsprogramma Focus is een stevige doelstelling geformuleerd: betere kwaliteit, onder gelijktijdige reductie van de overhead (5% t.o.v. totale populatie medewerkers). Twee grote thema's staan centraal. Om te beginnen spreek ik het commitment uit dat we de reductie zullen realiseren zonder gedwongen ontslagen. De boodschap komt goed over, maar of daarmee alle zorgen zijn weggenomen, betwijfel ik. Opvallend is dat daar nauwelijks vragen over gesteld worden. Dat is óf een uitdrukking van het feit dat het volstrekt helder is, maar kan ook een uitdrukking zijn van onzekerheid. De voorzitter van de CMR suggereert later in een ingezonden brief in Profielen dat het laatste het geval is. Moeten we iets mee in het vervolg.

    Veel aandacht is er ook voor het feit dat problemen vaak ontstaan in de interactie tussen dienstverlening en onderwijs, waarbij dienstverleners soms het gevoel hebben 'het afvoerputje' te zijn. Daar gaat eigenlijk het grootste deel van het gesprek over; over het belang van goed communiceren in die ingewikkelde ketenprocessen, de steun die dienstverleners verdienen in het 'nee' zeggen als dat echt de enige optie is. Maar wat vooral op tafel moet komen is de emotie die eronder zit. Ik heb dat 'de tragiek van de overhead' genoemd. In een transitiefase waarbij alle ballen op de kwaliteit van het bacheloronderwijs gaan en de relatie docent/student centraal staat, ligt er een zwaardere bewijslast bij de staf om zichzelf te legitimeren. Dat voelt als een gebrek aan waardering. Dat is niet zo, maar ik realiseer me dat dat gevoel pas kan verdwijnen als we uit de planfase komen en volstrekte helderheid gaan verschaffen hoe we met dit ingewikkelde proces verdergaan.

    We moeten versnellen dus ik agendeer dit voor de eerstvolgende CvB-vergadering. Voor nu doen we het met een relativerende opmerking van collega Cees van der Kraan aan het einde van de bijeenkomst: "Maak je rol niet kleiner dan die is. Want als er geen afvoerputjes zouden bestaan, zouden we allemaal verdrinken." Het applaus dat hij krijgt interpreteer ik als een vorm van kracht; het vermogen te relativeren is een uitdrukking van zelfvertrouwen.

    Donderdag 12 september: Kwaliteit en rendement

    Ik voer een paar uur het gesprek met het team van onze opleiding Informatica. In ons kwaliteitsprogramma Focus hebben we afgesproken met prioriteit bij een aantal opleidingen een kwaliteitsstap te zetten; opleidingen die voorzien zijn van een accreditering, die voorzien in een grote maatschappelijke behoefte, maar waarvan we zelf vinden dat de kwaliteit omhoog moet. Informatica is een van die opleidingen. Intern noemt men dat 'onder curatele stellen' aangezien die opleidingen frequenter moeten rapporteren hoe de kwaliteit zich ontwikkelt. Begrijpelijk dat dat zo gezien wordt, maar in de kern drukken we hiermee een commitment uit dat we niet alleen gaan voor de formele, externe goedkeuring van de kwaliteit van ons onderwijs, maar zelf opvattingen hebben van wat minimale kwaliteit hoort te zijn.

    Het vervelende gevoel van 'onder curatele staan' in combinatie met een 'drive' problemen op te lossen, ballen samen in een stevige, maar vriendelijk geformuleerde opmerking van een collega: "We hebben het College van Bestuur niet nodig om vast te stellen dat hier iets moet gebeuren." Wat volgt is een goed gesprek over al die zaken die 'aan het gebeuren zijn'. Een gesprek dat zich toespitst op twee thema's: hoe als team op een eenduidige manier de binding aan te gaan met onze studenten en hoe we de verhouding moeten zien tussen kwaliteit en rendement. Docenten ervaren daar een tegenstelling die moeilijk hanteerbaar is. "Vergeet rendement, focus op kwaliteit", spreek ik uit. "Als jullie kwaliteit leveren, in de zin van binding aangaan met studenten, weten hoe studenten optimaal te bedienen, geïnspireerd lesgeven en streven het maximale uit studenten te halen, dan komt dat rendement vanzelf." Ik plaats 's avonds een bericht op ons interne platform Yammer waarin ik aangeef alle vertrouwen te hebben in het team van Informatica.

    Donderdag 19 september: Kwaliteit en toegankelijkheid

    Vergadering in Den Haag bij OCW. De kamerbewaarder vraagt me even plaats te nemen. De directeur-generaal is bezig zijn gesprek af te ronden en komt mij zo halen. We voeren om 11.30 uur overleg over een juridische kwestie. De directeur Hoger Onderwijs komt er even bij zitten: "Ik las je artikel, interessant, ik weet niet of ik je conclusie deel." In een artikel voor het blad HO Management zet ik vraagtekens bij de claim van de overheid dat het leenstel geen negatief toegankelijkheidseffect heeft. Ik beweer dat er een risico is dat 15.000 studenten in de toekomst het hbo gaan mijden. Ik maak het artikel wereldkundig om 08.46 uur met een tweet: "Leenstelsel heeft negatief effect op toegankelijkheid; risico dat 15.000 studenten hbo mijden #betaalbaaralternatief."

    Het wordt een dag met een dubbele laag. Ik vergader met twee collega's over het convenant dat we met de stad Rotterdam hebben (hoe krijgen we daar scherpte in?), met de ambtelijke top van OCW, met onze directeuren over de keuzevakken in onze curricula, de implementatie van kwaliteitsprogramma Focus en met mijn collega-bestuurders ter voorbereiding op ons overleg met het bestuur van Inholland over de pabo in Dordrecht. Maar parallel daaraan volg ik de hele dag reacties op mijn artikel dat via retweets, Scienceguide en het Hoger Onderwijs Persbureau (HOP) razendsnel zijn weg in het wereldje vindt; ik word er voortdurend op aangesproken en elk gesprek gaat over het officiële thema van de vergadering maar ook over de vraag of we nu op de goede weg zijn met dat leenstelsel.

    Hier ligt nu een kans voor de politiek om betekenisvol te zijn, om condities te creëren zodat jonge mensen de weg naar het hoger onderwijs weten te vinden. Kwaliteit wordt in de klas gemaakt en niet in Den Haag. Elke dag moeten we ons daar bewust van zijn. Waarmee niet gezegd is dat Den Haag niet belangrijk is, al was het maar om ervoor te zorgen dat onze klassen rijk gevuld blijven...

    Over de auteur

    Ron Bormans - Voorzitter College van Bestuur Hogeschool Rotterdam

    Ron Bormans (1957, te Schinnen, Zuid-Limburg) mag zich verheugen in een lange periode van ontmoetingen in en met het hoger (beroeps)onderwijs. Tijdens zijn studies: Natuurkunde (propedeuse) in Eindhoven en Politicologie / Bestuurskunde in Nijmegen. Maar ook in zijn loopbaan. Hij werkte o.a. als plv. directeur HBO en directeur Studiefinanciering bij OCW. Daarnaast was hij consultant bij Capgemini. Op dit moment geeft hij leiding aan Hogeschool Rotterdam als bestuursvoorzitter, een functie die hij eerder bekleedde bij de HAN. Maar hij deed ook de HvA en Inholland aan en hield toezicht op onderwijsprogramma's als directeur NQA.

    Elke twee weken is de nieuwe blog-post ook te volgen op Twitter via @ronbormans1.