Menu
    English

    Ontmoeting 76 | Leven in een diverse samenleving

    Vandaag lanceert Bormans het essay dat hij samen met Izaak Dekker schreef tijdens zijn sabattical in juni. Over hoe de onrust in Turkije resoneert in de klas in Rotterdam, over Nederlands spreken en inclusiviteit.

    Het zou een onrustige zomer worden. Niet een zomer zoals altijd, waarbij zelfs de grote vraagstukken tot rust lijken te komen; een zomer waarin zelfs de kranten begonnen uit te kijken naar de komkommertijd. 

    Dat wist ik niet, toen ik begin juni begon aan mijn sabattical van een maand. Ik had me voorgenomen eens in alle rust wat grote vraagstukken te doordenken. Met als vraagstelling wat de legitimatie is van een grote hogeschool als 'de mijne' en hoe de hogeschool van de toekomst eruit zou moeten zien. 

    Gewapend met een kist boeken vertrok ik naar de studeerkamer, thuis, maar ook op andere plekken waar ik een grote verbinding mee heb, zoals Zuid-Limburg, Rotterdam, Wallonië. Boeken en publicaties die mij voor 80% aangeraden waren door collega's, vrienden, mensen uit mijn netwerk. Als het ging om het zoeken naar legitimatie en maatschappelijke verbinding, dan moest ik zeker Pim Fortuyn er nog eens op nalezen, vond de één. Als ik inspiratie zocht voor een goed organisatieontwerp, dan zou Frederic Laloux wel eens uitkomst kunnen bieden. En als ik de taal zocht om de plek van het onderwijs goed te kunnen duiden in de moderne samenleving, dan zou Hannah Arendt mij gaan helpen. De meest aangeprezen auteur was Gert Biesta. Terecht. Zijn begrip van 'subjectivering' inspireert en is meer dan ooit actueel. 

    In de loop van de maand juni spitste de vraagstelling zich toe op de vraag wat de toenemende diversiteit van onze samenleving voor het onderwijs betekent. En dan met name de clash van opvattingen die daar het gevolg van kan zijn, soms gevoed door een democratisch tekort in onze samenleving. Ik illustreerde het doorsijpelen van de onrust in onze wereld naar het klaslokaal als volgt: "Als het in Turkije dondert, is het bij ons onrustig in de klas". Deze zin stond al vanaf half juni in mijn concept.... 

    Ieder mens heeft zo zijn manieren om te ontspannen. Voor mij is dat de fiets. Alleen of met anderen grote tochten maken, liefst zwervend door de heuvels, is ultiem genot. Dus reed ik vrijdagmiddag 15 juli met mijn jongste zoon naar Limburg. Twee fietsen achterin, eten en drinken en het plan om een stuk van de Amstel Gold Race te gaan rijden. En nog wat schaven aan het essay, waarin ik mijn redeneringen had neergelegd, met hulp van mijn collega Izaak Dekker, filosoof en pedagoog. 

    's Avonds de tv aan en schrikken. Het dondert in Turkije. En heftig. Met een onmiddellijk effect in de vorm van onrust in Rotterdam. De transnationaliteit van de moderne tijd kent geen grenzen. Hoe we dat ook appreciëren, het is een gegeven. We hebben als onderwijs de wereld te aanvaarden zoals deze is, zo leert Arendt ons. Het vraagstuk van mijn essay won aan urgentie, kreeg een illustratie. Een complex maatschappelijk vraagstuk werd nauwkeurig voor ons uitgetekend.

    De import van maatschappelijke tegenstellingen in een ander land via het mechanisme van de transnationaliteit, het gegeven dat mensen identiteiten kunnen hebben die op meer peilers leunen dan die ene nationaliteit. Een ander deel van de Nederlandse bevolking dat daar met haar normativiteit op reageert en het ontstaan van een polemiek, dat soms de spelregels mist. Sommigen proberen gelijk te krijgen door heel hard te roepen, te intimideren zelfs. Dan is de vraag natuurlijk, wat een school daar mee moet. Ik mocht die vraag beantwoorden in een interview met ‘Met het oog op Morgen’. In lijn met de redering van het essay: zie het niet te exclusief als een veiligheidsvraagstuk, maar als een pedagogisch vraagstuk. 

    Het essay doet een appèl op het pedagogische vakmanschap, met name waar het gaat om het meer nadrukkelijk socialiseren in de democratische waarden van onze samenleving. Het lijkt erop dat we die zó vanzelfsprekend zijn gaan vinden, dat we het er veel te weinig over hebben. Die slordigheid kunnen we ons niet meer permitteren, tenminste niet als we een ambitie hebben om vanuit een pluralistisch perspectief ruimte te willen geven aan al die opvattingen, maar wel op een ondergrond van respect, democratische waarden en waarden die bij het hoger onderwijs passen: niet zo maar wat beweren, maar je (methodologisch) durven verantwoorden. 

    Het essay beklemtoont het grote belang van inclusief onderwijs. Het  onderkent de includerende (en dus ook excluderende) werking van taal en breekt een lans voor veel meer zorgvuldige aandacht voor het Nederlands. Het sluipende, welhaast ongemerkt 'verengelsen' van het hoger onderwijs is een kwalijke ontwikkeling. Het essay geeft een richting van meer democratisch en radicaler decentraal georganiseerd hoger onderwijs. En is veeleisend ten aanzien van de professional. 

    Ook doordenken we in het essay het belang van niet alleen ruimte krijgen voor de ontwikkeling van een eigen identiteit, maar dat doen met een groot gevoel van verantwoordelijkheid voor het grotere geheel. Ook dat lijken we wat kwijt te zijn. 

    Het essay breekt een lans voor grote hogescholen, die in hun omvang, complexiteit en - soms ook - ambiguïteit, de 'tussenruimte' kunnen zijn tussen de private en de publieke wereld, tussen de jeugd en volwassenheid. Een plek waar jonge mensen kunnen 'oefenen' voor het leven, in al zijn facetten: professioneel en als burger. 

    Het is daarmee ook een oproep aan bestuurders om anders met hun organisaties om te gaan, na te denken over hun rol. In de moderne complexiteit past het niet meer om 'vanaf de kansel' een strategie te lanceren, maar bestaat de uitdaging daaruit het grote verhaal van de organisatie in diezelfde organisatie te zoeken door de professionals uit te nodigen zelf hun toekomst te visualiseren. De bestuurder organiseert het proces, daagt en nodigt uit en zegt op enig moment: dit is klaarblijkelijk onze ambitie, ik kan daar volledig achter staan en laten we ons vanaf nu afvragen wat een ieder gaat doen om die ambitie te verwezenlijken. 

    Woensdag 31 augustus presenteren we bij Hogeschool Rotterdam tijdens de opening van het hogeschooljaar onze agenda; een uiterst compact document dat in duidelijke taal verwoordt wat ons te doen staat. Aan dat compacte document ging maanden luisteren en praten vooraf, met een substantieel deel van onze gemeenschap. We hebben, onder leiding van mijn collega Angelien Sanderman, de 'good practice' opgespoord en collega's - soms met prikkelende vergezichten - uitgedaagd zich uit te spreken.

    Wat het opgeleverd heeft, is geen gedetailleerd projectplan, maar een richtinggevende agenda. En wel onze agenda, omdat het de agenda is van onze gemeenschap. Een agenda waarvan wij denken dat als eenieder zijn rol en verantwoordelijkheid pakt, we een hogeschool zijn die de grote en complexe vraagstukken van de moderne tijd met succes tegemoet kan blijven treden.

    Zaterdag 27 augustus - Diekirch - Valkenswaard 

    De wekker gaat, het is kwart voor 5 in Diekirch, 27 augustus. We bereiden ons voor op de monstertocht Diekirch - Valkenswaard, bijna 260 km. In de outfit van het bedrijf van mijn broer gaan 6 mannen en een vrouw op weg naar de start. Om niemand uit te sluiten is deze keer de voertaal Engels. Een lid van het reisgezelschap is een promovenda uit Rusland die de Nederlandse taal nog onvoldoende beheerst. Bovendien opereert het bedrijf in een wereld waarvoor het Nederlands te klein is en is men gewend Engels te spreken. Dus praat ik ook Engels met mijn broer (en twee van mijn eigen fietsmaten, docenten uit het Leidse VO en MBO), waar het vroeger voor mij Limburgs was in het private domein, Nederlands op school en een vreemde taal als we daar waren. 

    Onderdeel zijn van verschillende taalgemeenschappen is klaarblijk de maatschappelijke werkelijkheid. Is ook niet erg, als we ons maar bewust zijn van het includerende en excluderende effect van ons taalgebruik. En als er maar goede afspraken zijn, zoals dat we op onze school Nederlands praten. Gaan we toe naar een samenleving waarin het Nederlands ons binnen Nederland verbindt en het Engels ons verbindt met de wereld?

    Het zou een gedenkwaardige dag worden, een van solidariteit en verantwoordelijkheid voor elkaar. Sportief voor mij tegenvallend. Moest uit koers na 160 km klimmen en dalen onder de hete zon, vanwege een voetblessure. Maar onze zorgvuldige omgang met elkaar en het feit dat ook wij Onze Agenda hadden - namelijk zorgzaam samen en met een goede balans tussen ruimte pakken voor jezelf en verantwoordelijkheid nemen voor het geheel, de weg afleggen naar Valkenswaard - gaf een enorm gevoel van verbinding in dat divers samengestelde gezelschap. En succes. Ondanks de teleurstelling van mijn uitvallen, stelden we achteraf vast dat we onszelf als groep overtroffen hadden.  

    Dat gaan we ook weer doen in het nieuwe studiejaar, samen met al die studenten die met hun dromen en verwachtingen weer naar ons toegekomen zijn. De school is weer open! 

    Over de auteur

    Ron Bormans - Voorzitter College van Bestuur Hogeschool Rotterdam

    Ron Bormans (1957, te Schinnen, Zuid-Limburg) mag zich verheugen in een lange periode van ontmoetingen in en met het hoger (beroeps)onderwijs. Tijdens zijn studies: Natuurkunde (propedeuse) in Eindhoven en Politicologie / Bestuurskunde in Nijmegen. Maar ook in zijn loopbaan. Hij werkte o.a. als plv. directeur HBO en directeur Studiefinanciering bij OCW. Daarnaast was hij consultant bij Capgemini. Op dit moment geeft hij leiding aan Hogeschool Rotterdam als bestuursvoorzitter, een functie die hij eerder bekleedde bij de HAN. Maar hij deed ook de HvA en Inholland aan en hield toezicht op onderwijsprogramma's als directeur NQA.

    Elke twee weken is de nieuwe blog-post ook te volgen op Twitter via @ronbormans1.