Menu
    English

    Gezondheid en inzetbaarheid

    Op basis van een uitvoerige evaluatie die is gehouden in 2016, is in 2017 een aantal aanpassingen gemaakt aan het reglement persoonlijk DI-budget.

    Zo zijn de afspraken rond het sparen van DI-uren aangescherpt en is de opbouw van DI-uren bij ziekte aangepast. Dit is om te helpen voorkomen dat er een onbeheersbaar stuwmeer aan niet-opgenomen DI-uren ontstaat.

    Niet opgenomen DI-uren per 31 december 2017

    47.271 uur

    Niet opgenomen DI-uren incl. werkgeverslast t.b.v. de jaarrekening

    €1.834.926

    Aantal medewerkers met een saldo DI-uren

    796 medewerkers

    Preventiemedewerkers

    Met ingang van de aangepaste Arbowet (juli 2017) wordt elke onderneming verplicht gesteld een preventiemedewerker in huis te hebben. De MR heeft instemmingsrecht bij de keuze en positionering van de preventiemedewerker. Binnen vrijwel elk instituut en vrijwel elke dienst is inmiddels een preventiemedewerker aangesteld. De preventiemedewerkers worden intern bijgeschoold, passend bij de situatie binnen de hogeschool. De voornaamste taak van de preventiemedewerker is het verlenen van medewerking aan het verrichten en opstellen van een RI&E, het adviseren aan medewerkers en nauw samenwerken met de MR inzake de genomen en de te nemen maatregelen, gericht op een zo goed mogelijk arbeidsomstandighedenbeleid.

    Branche Risico Inventarisatie & Evaluatie

    In 2017 is door Zestor een Branche Risico Inventarisatie& Evaluatie (BRIE) beschikbaar gesteld. Hogeschool Rotterdam is betrokken geweest bij de ontwikkeling van dit instrument en heeft dit in gebruik genomen. Door goed gebruik van de BRIE kunnen wij als hogeschool beschikken over een actuele RI&E: hogeschoolbreed, per dienst en instituut en per locatie. In eerste instantie om goed overzicht te hebben van de risico’s binnen onze organisatie, maar ook om te voldoen aan wet- en regelgeving. Preventiemedewerkers zijn opgeleid om te werken met de BRIE en worden begeleid door de strategisch preventiemedewerkers van FIT en OeO.

    Preventief Medisch Onderzoek

    Vanuit de RI&E is geadviseerd om een Preventief Medisch Onderzoek (PMO, eerder ook Health Check genoemd) uit te voeren, gericht op de risico’s van de arbeidsomstandigheden binnen Hogeschool Rotterdam. Belangrijk doel is de werkomstandigheden te optimaliseren, gezond gedrag te stimuleren en medewerkers inzetbaar te houden. In 2017 hebben 685 medewerkers deelgenomen aan het PMO. Het animo hiervoor is altijd erg groot en de beschikbare plaatsen zijn snel gevuld. Met het uitvoeren van dit onderzoek wordt voldaan aan de wettelijke verplichting vanuit de Arbowet.

    De resultaten ervan, aangevuld met adviezen, worden voorgelegd aan het management van de hogeschool en vormen weer uitgangspunt voor het te ontwikkelen gezondheidsbeleid.

    De belangrijkste resultaten:

    • Een hoog percentage van de deelnemers beweegt voldoende
    • Er is over het algemeen een gezonde leefstijl (niet roken en gezonde voeding)
    • Bijna 60% is hoog tot zeer hoog bevlogen
    • Voor oudere deelnemers geldt een gemiddeld mindere gezondheid
    • Er is een verhoogd risico op klachten vanwege beeldschermwerk
    • De werkdruk wordt door een groot deel van de deelnemers als hoog ervaren.

    Ziekteverzuim

    Op het vlak van gezondheid en verzuimbegeleiding is in 2017 samengewerkt met bedrijfsartsen van Zorg van de Zaak. De spreekuren werden verzorgd vanuit het gezondheidscentrum “Health Rules” in de locatie Rochussenstraat.

    Daarnaast is een start gemaakt met een Europees aanbestedingstraject voor arbodienstverlening. Begin 2018 zal dit zijn beslag krijgen.

    Ziekteverzuim per jaar

     201720162015
    freqDuur%freqduur%freqduur%
    HR

    0,8

    23,4

    4,4

    0,9

    18,8

    4,6

    0,9

    17,2

    4,3

    Diensten
    CcS

    0,9

    17,4

    7,2

    0,9

    27,9

    6,4

    4,2

    15,2

    4,2

    AIC

    1,6

    22,4

    7,9

    1,8

    14,0

    4,8

    1,8

    5,4

    5,5

    FIT

    1,3

    15,5

    3,7

    1,3

    25,8

    6,4

    1,5

    14,9

    6,1

    OeO

    0,9

    30,5

    4,8

    1,1

    18,1

    5,1

    1,2

    21,3

    3,4

    Instituten
    CMI

    0,7

    15,5

    5,9

    0,7

    19,3

    3,4

    0,9

    13,3

    3,5

    CoM

    0,7

    21,1

    3,2

    0,9

    10,3

    3,3

    1,0

    7,5

    2,7

    EAS

    0,7

    12,2

    5,1

    0,7

    20,0

    3,9

    0,7

    18,0

    2,6

    IBK

    0,6

    23,8

    3,5

    0,6

    24,5

    3,3

    0,8

    16,1

    5,4

    IFM

    0,7

    30,3

    3,3

    0,9

    21,2

    5,0

    0,9

    14,4

    4,4

    IGO

    0,5

    27,5

    2,8

    0,7

    21,1

    3,2

    0,6

    22,2

    3,4

    ISO

    1,0

    17,9

    3,8

    1,1

    24,5

    5,4

    1,1

    18,7

    5,6

    IvG

    0,7

    23,8

    3,9

    0,6

    16,0

    4,0

    0,8

    25,6

    3,5

    IvL

    0,8

    36,2

    5,1

    0,8

    20,5

    4,2

    0,8

    17,5

    4,3

    RBS

    0,9

    15,7

    2,9

    1,0

    9,8

    2,8

    1,1

    14,3

    3,7

    RAC

    0,6

    24,3

    2,2

    0,6

    20,1

    2,4

    0,7

    11,9

    3,6

    RMU

    0,9

    7,0

    1,9

    0,9

    6,3

    1,9

    0,6

    25,6

    3,1

    WdKA

    0,7

    36,2

    3,8

    0,8

    12,8

    6,0

    1,0

    19,5

    3,8

    Overig
    RDM

    1,1

    17,9

    4,4

    0.8

    28,0

    4,3

    0,9

    13,7

    4,6

    KCCR

    0,8

    6,8

    5,3

    1,0

    11,5

    7,8

    1,0

    21,4

    4,4

    OKC

    2,4

    19,6

    3,8

    2,0

    11,1

    7,8

    2,7

    11,8

    9,9

    KCDH

    0,6

    49,9

    4,2

    0,7

    40,5

    2,7

    0,5

    18,6

    1,6

    KCI

    0,9

    48,7

    12,2

    0,6

    4,4

    1,6

    0,9

    18,9

    4,4

    KCT

    0,8

    11,0

    3,2

    0,7

    8,6

    2,4

    0,8

    21,9

    1,6

    KCZ

    0,6

    22,4

    2,2

    0,6

    21,4

    6,2

    0,6

    7,2

    2,0

    EMI

    0,8

    10,8

    3,9

    0,5

    3,2

    0,8

    0,5

    30,1

    1,0

    In de berekening van het verzuim is het zwangerschapsverlof buiten beschouwing gelaten en is het langdurig verzuim meegeteld.

    Het verzuim gemeten over de gehele organisatie is in 2017 gedaald. Van 4.6% in 2016 naar 4.4% in 2017. Ook de frequentie is licht gedaald van 0.9 naar 0.8 keer gemiddeld per jaar. Daarentegen is de gemiddelde verzuimduur gestegen; van 18.8 dagen naar gemiddeld 23.4 dagen per jaar. 

    Gemiddelde verzuimduur

    Jaar% van het verzuim met een gemiddelde duur van 0-6 wk% van het verzuim met een gemiddelde duur van 6-13 wk% van het verzuim met een gemiddelde duur van >13 wk
    2017

    24,3

    5,6

    70,1

    2016

    26,3

    3,9

    69,9

    Bij een nadere beschouwing is vooral te zien dat het verzuim met een duur tussen 6 en 13 weken is gestegen.

    De cijfers laten nog niet op alle fronten een positief beeld zien. Daarom vormt het thema verzuim een belangrijk aandachtspunt bij het management. Op basis van een separaat jaarverslag Gezondheid en Vitaliteit 2016, waarin een compleet en geïntegreerd beeld werd gegeven van alle activiteiten die op dit vlak hebben plaatsgevonden in 2016, is in 2017 een aantal prioriteiten bepaald door het CvB.

    Zo werd besloten dat de speerpunten voor de komende jaren liggen bij:

    • Preventie
    • Terugdringing psychisch verzuim
    • Terugdringing verzuim bij oudere medewerkers
    • Terugdringing lang verzuim
    • Professionalisering op gebied van verzuim en preventie van managers en andere stakeholders.

    In 2017 is daarom op verschillende fronten gewerkt aan deze thema’s. Van professionalisering van adviseurs en experts op het denken vanuit Werkvermogen tot het aandacht schenken aan verzuim en preventie tijdens de verschillende leergangen voor managers.

    Om de medewerkers nog meer te stimuleren te werken aan hun gezondheid en vitaliteit is de zgn. ‘menukaart‘ gemaakt, waarbij alle activiteiten en diensten vanuit het gezondheidscentrum ‘Health Rules’ overzichtelijk onder elkaar zijn gezet.

    Om het verzuim van de oudere medewerker nadrukkelijk aandacht te geven, is door OkP een factsheet gemaakt ten behoeve van het management, waarin alle maatregelen zijn beschreven die een oudere medewerker kunnen helpen om gezond en duurzaam inzetbaar te blijven.

    Ook is er binnen een aantal instituten (onder meer tijdens SMO’s) expliciete aandacht besteed aan preventie van verzuim, aan verbetering van de samenwerking tussen management en bedrijfsartsen en aan het expliciteren van verantwoordelijkheden en rollen om daarmee ook bij te dragen aan de vermindering van het lang verzuim.

    In het komende jaar zal dit thema hoog op de agenda staan van het management.